Een rondje Baltische Zee
Dag 1 naar Denemarken
Dag 2 naar Noorwegen
Dag 3 in Noorwegen
Dag 4 Poolcirkel
Dag 5 zonder snelheidsmeter
Dag 6 De Noordkaap
Dag 7 Finland
Dag 8 naar Helsinki
Dag 9 Vaderdag en rustdag
Dag 10 Estland-Letland-Litouwen
Dag 11 Polen
Dag 12 naar huis
Dag 1 van Duiven naar Nyborg Denemarken plm 850 km
Zaterdag 13 juni 2009. Het zonnetje schijnt, de lucht is blauw. . .
Het is 7 uur, tijd om op te staan en de laatste tas te pakken. Snel broodjes smeren voor onderweg, bakkie koffie erbij en alles op de motor knopen. Vrouw en kids lopen in pyjama als vriend Gerard komt helpen om alles op de gevoelige plaat vast te leggen. Nog wat kusjes en dan op weg.
Na 50 jaar is het dan zover. Papa gaat met de motor naar de Noordkaap. En waarom? Aan die diepere gedachte wordt nog gewerkt. Eén van de argumenten is dat het me spannend lijkt om eens helemaal alleen in the middle of nowhere te camperen, geen levende ziel te zien gedurende een hele dag, eenzaam in een tentje in Noorwegen of Finland. Of dat leuk is? ‘k Heb geen idee maar ik wil het eens meemaken.
Dus hop langs het tankstation, de teller staat op 70820 kilometer, de verse Pirelli Diabolo Strada glimmen nog in de groeven, het oliepeil is maximaal en aan de remmen zal het ook niet liggen. Broem klak broem en we zitten op de A12, rechtsaf de A50 naar Zwolle en dan de A28 naar Groningen. Het is best stoer om in het leren motorpak te rijden, maar het waait flink en het tocht me tussen de knieën dus besluit ik om toch bij Motoport Leek (daar ben ik nog nooit geweest) een windstopper lange onderbroek te kopen. Wat een genot!
Vergezeld van de wind die de wolken voor me uit blaast rij ik via Groningen op de A7 naar Bremen. Bij Wefelstede verlaat ik de snelweg om een poosje binnendoor te rijden door een stuk Duitsland waar je normaal niet komt. Het gaat niet snel en stukken weg zijn echt abominabel slecht. Het landschap verschilt niet zoveel met dat van Groningen en via Jade en Jaderberg gaat het in plaats van naar Glückstadt naar beneden om weer de Autobahn te pakken van Bremen naar Hamburg. Beide steden zijn groot en modern en ook op zaterdag staan daar de hedendaagse files. Gelukkig gedoogt ook Onkel Polizei dat we stapvoets de file passeren en na een kort oponthoud gaat het rap noordwaarts.
Net boven Hamburg stop ik voor benzine. Samen met drie Belgen drink ik , koffie en eet een Mars. De kaart op mijn tanktas is nog gevouwen met de binnendoor weg bij Bremen, qua planning denkt een Belg dat het nog 150 kilometer is naar Kopenhagen. Dan haal ik vandaag dus toch Zweden?
Bij Aabenraa ga ik toch even binnendoor, langs een Deense kustweg. Tenminste zo lijkt het op de kaart. Het is echter een saaie landweg zonder vergezichten over de zee. Wel heb ik hier mijn eerste filmpje gemaakt met de onboard camera. Toch dus bij Kolping weer de snelweg op richting het Oosten. Nu hebben we zon en wind weer in de rug, prachtig vergezichten over land en water, blauwe luchten en avondzon-kleuren.
Het wordt langzaam, nee, het is allang etenstijd geweest. Ik meende dat na Odense Kopenhagen kwam, had die Belg toch gezegd? Beter opletten en plannen de volgende keer, nog es 170 km is me te ver.
Bij Nyborg, net voor de 19 km lange brug naar het volgende eiland, zie ik een camping met hutjes. Er is nog een hut vrij, da’s mooi.
Figuur 1 De eerste hut in DK
Om te eten moet ik of naar het dorp lopen, zo’n 3 kilometer, met het risico dat daar inmiddels alles dicht is. Of ik moet me behelpen met een salade en een broodje van het benzine station. Dat doen we dan maar. Met een blikje bier in een plastic zakje loop ik terug naar het hutje. Na het maken van een eerste korte verslag en de routeplanning voor morgen en maak me op voor de nacht.
Figuur 2 De brug van Nyborg
<Boven>
Dag 2 14 juni 2009 van Nyborg (Denemarken) naar Hønefoss (Noorwegen)
Om 6 uur word ik wakker maar mag van mezelf uitslapen tot 7:15. Hopla een wasje en een poetsje en zie dan maar weer alles in de tassen te krijgen. Alles op de motor en weg van de camping naar de benzinepomp in de stad voor een broodje en een kop koffie. Vol met benzine en op weg. Over de lang brug die het schiereiland Fünen verbindt met het eiland Seeland waar ook Kopenhagen ligt. De brug is 19 km rechtuit, met dubbele spoorlijn en een gracieuze verhoging aan het einde. Helaas daar ook de tolpoortjes. De tocht over Seeland is aardig, glooiend land. Net voor de nieuwe tunnel/brug combinatie naar Malmö stop ik voor een tankbeurt, sta een 10-tal minuten te stoeien met het vastmaken van de bagage en besluit de mobiele camera te installeren.
’t Filmpje is wel een beetje saai geworden, ben ik bang. Dus in plaats daarvan deze foto.
Aan de overzijde van de brug ben ik in Zweden. Net als een Zweedse paardentrut met zo’n paardenbestelbus die:
1. . . .zonder pardon net voor met de snelweg op komt zeilen.
1.a. Ik rem hard en slinger naar links om een ongeluk te voorkomen
2. . . .mij met 120 komt inhalen net voor een wegversmalling met snelheidsbeperking en hem pardoes naar rechts gooit zodat ik de strook tussen weg en berm in word gedwongen.
2a. Geschrokken en boos wijs ik naar mijn voorhoofd en geef een streep gas bij om van haar weg te komen.
3. . . . ook gas geeft en begint me op te drukken (ik heb geen achterbumper, anders was het bumperkleven).
3a. Ik negeer.
Na een paar kilometer verlaat ze de snelweg en kan ik me concentreren op de zon, de zijwind, het landschap en de rust.
Zweden, vanaf een heuvel.
Andere kant van de heuvel
Van Malmö gaat het rap richting Göteborg met steeds meer wind van voren en zwabberwinden van alle kanten tussen heuvels en bossen. In Göteborg loopt het verkeer opeens vast alsof het spitsuur is in Antwerpen: van alle kanten komen wegen bijelkaar net voor de tunnel, waarvan 1 tunnelbuis is afgesloten. Iedereen zoekt een plekje en dringt zover mogelijk naar voren. Gelukkig gaan ook andere motoren tussen de rijen door. Gemakkelijk is dat niet want de helft van de autobilisten maakt plaats en de andere helft juist niet. Uiteindelijk ben ik de file voorbij en kan nog net de aangepaste afslag voor mijn weg naar het noorden opschieten. Daarna komt er weer tempo in tot aan een wegafsluiting bij Ljungskille. Al het verkeer moet over een smalle B-weg zo’n twintig kilometer om de afsluiting heen rijden, ik rij met de motor zo snel mogelijk om deze twintig kilometer file heen en kom met redelijke vertraging weer op de snelweg.
Tachtig kilometer verder, net boven Uddevalla, neem ik de parallelweg van Dingle naar Halden. Het weer is goed, de weg is prima tot uitstekend en bij vlagen lijkt het hier wel de Alpen!
De Alpenweg: Halden - Tarum - Munkedal
Broem broem heerlijk sturen en ploeps! Daar sta ik in Noorwegen. Oei, nu wordt het oppassen want een snelheidsovertreding in Noorwegen is bijzonder prijzig, is snel gemaakt want je mag er maar 80, en bij overtredingen boven de 50 km te snel komt op een onvoorwaardelijke celstraf van 18 dagen te staan. Ik ga in Noorwegen goed op de snelheid letten!
Hoo, wat is dat nu weer? Zo rijden we rustig (max 60!) over een glooiende slingerende weg en dan opeens een file zover het oog reikt. Ik ga er rustig langsop en zie uiteindelijk dat er een Kadett met deze reusachtige snelheid uit de bocht is gevlogen en in de vangrail staat. Muts.
In Hønefoss stuit ik op een motel aan de rand van het dorp. Met restaurant, tankstation en geldautomaat.
Wat wil een reiziger nog meer? Het is een goed bed, redelijk eten en een prima douche.
Na het eten maak ik een kort verslag van de dag en een planning voor de volgende dag.
Over een whiskycola, buiten op het bankje, krijg ik een paar diepe gedachten:
“. . . wat zit ik toch te zoeken naar een diepere bedoeling van deze reis: ga toch gewoon genieten! . . . ”
“. . . vorige keer (in de Alpen) dacht ik steeds: was Odile maar hier om dit mee te maken. Nu denk ik steeds: maar goed dat ze er niet bij is: veel te saai, te rechtuit, teveel windgebulder . . .”
“. . . niks zeggen, maar ik keer om en ga gewoon 2 weken in de Alpen tuffen, is veel leuker dan rechtuit bulderende tegenwind . . . “
“. . . prachtig zo, met die zon en die luchten, net een kadootje . . .”
“. . . hé joh, je bent in Noorwegen, pas op je snelheid! . . .”
Kortom, ik moet nog een beetje aan Noorwegen wennen. Het weer is anders, de wegen zijn anders, het is allemaal anders. Morgen gaat het avontuur verder. Let maar op.
<Boven>
Dag 3, 15 juni 2009, van Hønefoss (Noorwegen) naar Oppdal (Noorwegen), ca 664 km
Voor vandaag staan er bergwegen op het programma. Als ik een gedetailleerde kaart had gehad en de tijd om alles te plannen had ik de route niet beter kunnen uitkiezen.
Om 5 uur word ik wakker maar vind het nog een beetje te vroeg. Mijn motelletje is nog rustig, de weg is nog stil dus draai ik me nog even om. Om kwart voor acht sta ik op en het ritueel begint. Douchen, ontbijt, inpakken, oppakken, tanken, nog een koffietje en om 9 uur ben ik onderweg. Veel te laat eigenlijk. De zon schijnt tussen een paar wolkjes, super de luxe.
Het leuke van de wegen in dit gebied is dat wanneer je een weg kiest, je er meteen voor de volle 100 tot 135 kilometer aan vast zit. Langgerekte dalen met riviertjes, dorpjes en af en toe een aftakking naar een bergdorp als eindpunt. Rondjes rijden gaat mondjesmaat. Mijn route voert via Sokna naar Gol en dan van Hemsedal naar Sogndal. `
Meertje in Noorwegen
Fjordje in Noorwegen
Onderweg stop ik voor een tankbeurt en twee motorrijders staan naast me. Met Nederlandse kentekens. We raken even aan de praat, een jonge vrouw en man. Ze zijn met een georganiseerde groep op reis in zuid Noorwegen en hebben vandaag een dagje om rond te rijden en van het land te genieten. Iets eerder rijden ze weg. Ik volg de weg die langzaam klimt en klimt. Na een bergtopje rijden we opeens op een soort verlaten hoogvlakte met sneeuwvelden en kleine meertjes van smeltwater.
Sneeuw in de zomer
Hoogvlaktetje: Stilleven van sneeuw en motorfiets
Het is er koud maar wel mooi en ik stop voor foto’s. Iets verder haal ik het Nederlandse stel in die ook staan te fotograferen. De weg maakt weer een bocht en de bossen en riviertjes keren terug.
Net voor Sogndal stopt de weg plots en is er een hek met een slagboom en wachthuisje. Hier is mijn eerste echte fjord. Met pontjes wordt alle verkeer overgezet naar de overkant, een tochtje van 25 minuten over knalblauw water tussen de bergen door.
Fjordenpont
Pontenfjord
In Sogndal maak ik een rondje door het dorp. Google maar eens dan zie je wat er te beleven is. Helaas neem ik er te weinig tijd voor: een kop koffie bij het tankstation en we zijn weer onderweg.
De “55”, een rode weg op de kaart, begint als een normale asfalt weg met rijstroken en belijning. Dan wordt hij smaller en begint een beetje te kronkelen. Het asfalt stopt er mee en grind neemt het over. Om de bocht moet ik in de ankers voor een stilstaande vrachtwagen. Hier wordt aan de weg gewerkt en volgens mij wordt er een tunnel gegraven, gezien de grote hoeveelheden rotsen en puin langs de weg.
Na 10 minuten is de vrachtwagen vol geschept door een graafmachine en kunnen we verder.
Gelukkig kan ik op de smalle weg de vrachtwagen inhalen en de weg voor me is vrij! Tenminste, als je de campers niet meetelt die me tegemoet komen. De weg is smal, links steile rotswand en rechts gras, rivier en af en toe een afgrondje.
Die campers is een verhaal apart. Het zijn er sowieso veel. Met heel soms een stel onder de 40 maar meestal bestuurd door grijze duiven met bleke gezichten en grote ogen, witte knokkels die het stuur omklemmen. Naarstig zijn zij op zoek naar zekerheid en veiligheid door ver van de berm te blijven en midden op de weg te rijden. Niet erg hoor, op een rustig stuk rechtdoor. Maar een paar keer moet ik akelig uitwijken om een bult op mijn hoofd of een blauwe knie te vermijden.
De weg gaat krullend en slingerend omhoog en omlaag, met af en toe een haarspeld. Heerlijk voor mij als motoraar, maar die oude Nissan met caravan benijd ik niet: ik geef het hem te doen op die smalle wegen met soms grind en haarspelden. En tegenliggende campers, natuurlijk.
Aan de andere kant: zij weten meer dan ik en zij geven het mij te doen . . . na een poosje worden de bochten minder, het landschap kaler. Van Skjolden naar Lom gaat het hoger en hoger maar zakt daarentegen de temperatuur. Ik rij over een hoogvlakte met sneeuwvelden waar de weg zich een weg tussendoor baant.
Imposant is die sneeuwwal van zo’n 5 meter hoog!.
Het is hier echt kraakhelder, mooi en koud en rondom me alleen rotsen en sneeuw en dan . . . kijk ik omhoog. Boven ons hangt een grote grijze dreigende wolk. Met achter zich een grote grijze dreigende sluier van regen. Oeps.
Ik probeer de wolk voor te blijven en ga snel even schuilen onder een afdakje bij een boer. Snel maak ik mijn regenpak los van de bepakking en sta klaar om jas en broek aan te trekken. Gelukkig zie ik dat de goede wind uit het noorden de bui wegblaast en ik waag het weer verder te rijden. Droog halen we Lom, dan links richting Dombas.
Het kruispunt in Dombas bestaat uit een groot plein met een hotel, wat winkeltjes, een pizzeria en eigenlijk lijkt het daar wel gezellig voor een overnachting. Maar het is nog niet echt laat en ik wil nog een paar kilometer maken. Richting Trondheim. Maar na 80 kilometer hou ik het voor gezien. Het is nu serieus dreigend en soms zelfs echt aan het regenen. Weer op zo’n besneeuwde hoogvlakte staat een informatie bord en onder het afdakje besluit ik mijn regenpak aan te trekken. Geen minuut te vroeg, want de regensluiers bereiken ons in vlagen. Op de motor en verder, door miezer die overgaat in druppels en later in natte sneeuw.
De bui trekt weg en ik bereik Oppdal. In het Gjestetun (soort motelletje met lage prijzen) krijg ik een kamer op de begane grond, de motor staat overdekt op mijn terras voor de deur. Verspreid door mijn kamer laat ik alle spullen drogen. In de supermarkt aan de overkant koop ik een blikje bier en iets verderop eet ik een kleffe pizza en maak het verslag van de dag.
Terug op mijn kamer maak ik de tussenbalans op:
De 1ste dag had ik onnoemelijke kramp in mijn linkerkuit, da’s nu weg
De 2de dag had ik een zere pols en elleboog, helemaal verdwenen
De 3e dag geen pijn maar wel erg koud in alleen mijn leren pak. Morgen de regenjas er overheen en dan is dat ook opgelost. En die regen? Ik kijk naar buiten. Het is 21.30 en de zon gaat net weer schijnen. Het komt best goed. En als het niet uit de lengte komt, dan komt het uit de breedtegraad.
Dag 4 16 juni 2009 van Oppdal (Noorwegen) naar Rognan (Noorwegen) ca 755 kilometer
Tja, hoe zal ik deze dag beschrijven?
Grauw begin, buiten hangen grijze wolken en de straten zijn een beetje nat. Mijn kamer heeft een elektrische kookplaat dus ik maak lekker een oplos-espresso koffie en een sapje van een vitamine-C bruistablet. De boel weer in de roltas inpakken en deze samen met de tent (!) vastsjorren achterop de motor. Tanktas dicht, kaart gevouwen voor de route van vandaag en de regenhoes er overheen. Zelf trek ik de regenkleding alvast aan: als het niet gaat regenen is het in ieder geval warmer dan alleen in het leer.
Na de stuurdag van gisteren wordt dit een kilometer vreter dag. Echter, met deze binnendoor wegen, de regen en de kou valt dat nog niet mee. De eerste 100 kilometer naar Trondheim met af en toe miezer en miezernatte sneeuw. De weg naar Trondheim wordt breder en lijkt op een snelweg. Een grote afslag, die populair is bij andere weggebruikers, vermeldt “Narvik 900 km”. Ik denk aan het melodietje van Lingo: ”bliebbliebberdebliep”en roep: “staat niet op de kaart”. Toch twijfel ik en stop even later midden in de stand, in het zonnetje, om ff te checken. Die weg had ik moeten hebben, maar ik kan ook verder over de “oude” E6 dwars door de stad, volgens de pompbediende die en passant ook meldt dat het 40 km verderop vannacht gesneeuwd heeft.
Ik besef nu een beetje waar ik mee bezig ben. Wat een einden zeg! Ik ben al drie dagen onderweg en ik dacht halverwege Noorwegen. Maar Narvik ligt 900 km boven Trondheim en is niet eens de meest noordelijke stad: van Narvik is het nog eens 700 km naar de Noordkaap! Gassen dus.
Boven Trondheim breken de wolken en schijnt af en toe de zon. Regelmatig zijn er prachtige woeste natuurlijke vergezichten over fjorden en meren. Af en toe zie ik in de verte een regensluier, trek mijn gehelmde hoofd tussen de schouders en na 20 minuten nattigheid doemen de volgende vergezichten weer op.
Van Steinkjer naar Grong voert een hele mooie kronkelige weg. Op de kaart staat een groen randje getekend dus toeristisch van karakter. Dat klopt als een bus. Met iets meer besef van de afstanden in Noorwegen en het vertrouwen dat ik de politie controles wel opmerk heb ik het gemiddelde opgeschroefd en rij met een gangetje van 100 door het afwisselende landschap. Iedereen rijdt zo snel. Behalve Nederlandse campers en een enkele Noor. Die kruipen.
Het thema van vandaag is “Winter”. Dat vinden de Noren ook. Het is weliswaar half juni maar men loopt en fietst met mutsen, sjaals en winterwanten.
Dan, terwijl ik begon te denken aan het einde van de dag, kom ik op een hoogvlakte met sneeuwvelden en ijsvlakten. Met een bord. Welkom op de poolcirkel. Ook de temperatuur is er pools met een windje.
Tijd voor een fotootje en bedenk dat de Pirelli’s er inmiddels 3000 kilometer op hebben zitten. Ik maak een foto van de banden en verzin om dit elke 1000 kilometer te doen.
Nog nooit was ik over land zo ver van huis en nog nooit was ik boven de poolcirkel. Met die twee records op zak ga ik op zoek naar een slaapplaats. Ik selecteer Rognan van de kaart, de eerste plaats op mijn route. Er is een hotel! En wat voor één. Een viersterren hotel met viersterren prijzen en uitzicht over het water. Net even verder is een camping. Met hutjes. Want kamperen met nattigheid en 4 graden Celsius is mij te koud. Mijn hutje is een twee onder een kap. Met een bed, een raampje en een plank. Sanitair even verderop voor algemeen gebruik, toegankelijk met een speciale plastic sleutel, zo een uit een hotel.
Ik loop terug naar het dorpje op zoek naar avondeten. Het is er uitgestorven op een supermarkt en pompstation na. En natuurlijk het superdureluxe hotel. Maar kijk, achteraf is een klein chinees restaurantje. Van plastic en oud hout. Ik kies de Beef Sichuan en eet bijzonder smaakvol. Na het schrijven van het dagelijks verslag, de algemene beschouwingen en de planning voor de volgende dag besluit ik dat vandaag afwisselend was, morgen wordt ’t een mooie dag!
Dag 5 17 juni van Rognan (Noorwegen) naar Sørkjosen (Noorwegen) ca 620 kilometer
Vannacht goed geslapen in mijn 2-onder-1-kapje. ’s Nachts heeft het een beetje geregend maar gelukkig was het droog toen ik om 5 uur een plas moest. Gek hoor, volop licht en dan in je onderbroek en motorlaarzen naar het toilethuisje met de hotel-sluiting.
Om kwart over zeven gepakt en gezakt en goed gemutst op weg. Ik wilde eigenlijk eerst nog wat koffie en een broodje maar stelde dat uit tot de tankstop in Bognes, daar waar de weg overgaat in water. Eerst maar eens wat kilometers maken!
Maar al na 100 kilometer is de vaart er helemaal uit. Ik maak geen meter meer. Tenminste, op de teller. Met een geniepig knakje is stiekem de kilometerteller kabel geknapt. En da’s best lastig als je rijdt van tankstop naar tankstop en op elke hoek een politie auto met radar je snelheid kan staan controleren.
Niet veel verder is de pont van Bognes, geen koffie, geen tankstation. Op de boot schijnt de zon, tijd voor wat plaatjes en een beetje opwarmen. Ook aan de overkant is helaas geen tankstation. En ook niet in de volgende twee dorpjes. Oei. Maar dan, halverwege Narvik is een pomp die gerund wordt door een Belgisch echtpaar. Hij doet de bandenshop, zij de winkel. 2 jaar geleden zijn ze met drie kleine kinderen verhuisd. Dapper hoor. Ik vertel hen over de gebroken kilometertellerkabel. Zij vindt voor mij een Yamaha dealer in Narvik, echter staat er geen telefoonnummer bij dus ik moet er echt langs om te vragen of ze een tellerkabel voor me hebben.
Eenmaal in Narvik helpt mijn tomtommetje de weg vinden naar een ouderwets bedrijf verzamelgebouw met daaromheen snowscooters, vrachtwagenbanden en boten. Op zolder is de Yamaha afdeling met onderdelen en accessoires. Het bestellen van de kabel levert een week levertijd op. Dan maar gewoon verder zonder snelheidsmeter, gewoon op het gehoor, kijken naar de toerenteller, bijhouden in welke versnelling ik rij en af en toe achter anderen aanrijden. Qua benzine zal ik de afstanden tussen dorpen vanaf de kaart moeten bijhouden en dan komen we er wel.
De snelheidsmeter is niet de enige schade die ik vandaag oploop. Door de slechte weg, stof en kiezels met daarbij af en toe de regen ontstaat een schurend mengsel tussen de bagagerol en de motor. Het wiebelen en schokken zorgt ervoor dat ik regelmatig de tassen extra moet aansjorren. Toch glipt de tent onder een spanband door en bungelt kortstondig naast mijn nummerplaat. Als ik hem weer vastbindt zie ik dat de lak van de achterzijde van de motor is weggeschuurd tot op het aluminium. Jammer, dat wordt spuitwerk als we terug zijn.
Op zich schieten we aardig op, maar door het oponthoud in Narvik haal ik Alta vandaag niet. Het zou op zich kunnen, de zon schijnt weer en de weg is droog. Maar dan ben ik daar pas om 21.00 uur en dan is de kans op een warme hap wel verkeken. Ik zet mijn doel op Storslett en 10 kilometer daarvoor stuit ik op een leuk hotelletje aan een kleine baai. Zonnetje over het landschap heen, da’s voor mij! Helaas valt de prijs een beetje tegen, maar met een beetje korting weet de dame aan de balie met over te halen. Bovendien staat er vanavond vissoep op het menu, het is te doen en mijn kamer is prima. Ik neem voor het diner een hete douche en bij het eten een laf 1% alcohol biertje.
Hotel by night.
Kort maak ik kennis met een ouder Belgisch echtpaar dat met de auto tot aan Trondheim is gereisd en vanaf daar met de motor naar de Noordkaap gaat. Zij op een BMW GS650 en hij op een BMW GS1200. Hij is van alle gadgets en accessoires voorzien en vertelt dat het vandaag 3 tot 4 graden was. Klopt.
Grappig is dat hij na het diner nog even een luchtje gaat scheppen “voordat het donker wordt”. Dan kan hij nog een paar weken wegblijven omdat hier de zon niet ondergaat.
Bay by night.
Voor ’t slapen gaan check ik nog even Tomtom. Naar de kaap zijn het nog 389 kilometers. Misschien morgen een borrel?
Dag 6 18 juni 2009 van Sørkjosen (Noorwegen) via de Noordkaap naar Lakselv (Noorwegen)
Fantastisch.De dag van vandaag is in dat ene woord te samen te vatten.
Er is volop zon. Om 0:00 uur was ik even wakker om een foto te maken van de stralende zonneschijn over het dorpje Sørkjosen. Daarna gordijntjes dicht en snaveltjes toe.
Zon of niet, echt warm is het niet en binnen een mum van tijd rij ik weer over een besneeuwde hoogvlakte. Erg mooi en anders dan wat we thuis gewend zijn met onze groene weidevelden en dorpjes met industriegebiedjes.’s Morgens om 7:30 ontbijtje beneden in de eetzaal, in- en oppakken en broem broem snel op weg richting het noorden.
Aan de kant van de weg, op een kleine parkeerplaats, zie ik twee XT500’s staan. Met Nederlands kenteken. Naast een uitgebreide gereedschaprol ligt op de grond de vader te sleutelen aan de motor van zijn zoon die er geïnteresseerd naast staat. Beide kijken op en leggen uit dat er wat olie lekkage is. Niets ernstigs. Ze gaan het oplossen en zullen het best wel halen. Maar zo comfortabel als de eenpersoonsmotorclub op hun standaard motor, de TDM850 type 4TX uit 1997, zullen zij het niet hebben. Knap hoor om met deze “oldtimers” naar de Noordkaap te rijden.Na de hoogvlakte volgt een lange, mooie kustweg tot aan de metropool Alta, een langgerekte stad aan de kust met alle faciliteiten.
Na Alta volgt nog een taai stukje rechtuit en daarna komen er weer bochten, bergen, vergezichten en waterwallen. Ik moet even denken aan de Alpentoppen. Daar is het eerst steil omhoog, dan even een hoogvlakte en dan weer naar beneden. Hier is de hoogvlakte niet hoger dan 300 meter en duurt daarentegen meerdere kilometers en is redelijk vlak. Onderweg heb ik nog een paar foto’s gemaakt en besef dat hoeveel foto’s je ook maakt het nooit een goed beeld kan geven van de (on)werkelijkheid om me heen.
Af en toe wordt er aan de weg gewerkt. Een wegafzetting bestaat dan uit een blokkade door wegwerker 1 die al het verkeer tegenhoudt. Je moet dan wachten (weer of geen weer...) totdat er een stoet auto's uit de tegengestelde richting komt. Als laatste auto komt er een wegwerkerauto met twee man. De bijrijder, wegwerker 2, stapt uit en onze wegwerker stapt in. Wegwerker 2 geeft signaal om door te rijden, aan het einde van de rij sluit de wegwerkerauto weer aan. Na een paar kilometer is het andere einde van de wegafzetting, daar staat wegwerker nummer 3 het verkeer tegen te houden. Om vervolgens afgelost te worden door wegwerker 1 die inmiddels is opgewarmd in de wegwerkerauto.
In andere gevallen staan er geen wegwerkers te wachten en staat er een bord, en rijdt er gewoon een wegwerker heen en weer om het bord even te verplaatsen. . Wij vervolgen onze weg noordwaarts tot aan Russenes.
Russenes is eigenlijk niet meer dan een driesprong: de linker tak (E6) gaat naar Alta, de rechter tak (E6) gaat naar Lakselv richting Rusland en de bovenste tak (E69) gaat via Honningsvåg naar de Noordkaap. De Noordkaap is nu nog 130 kilometer rijden. Heen en terug dus 260 kilometer. Dus tank ik nu en kom straks weer terug. Het tankstation is tegelijk restaurant, winkel, apotheek en postkantoor. Het kijkt nu uit over een blauwe baai met vissersbootjes, aan de kant staan kleine huisjes met daarnaast driehoekige bouwsels waaraan vissen in de buitenlucht hangen te drogen.
Van Skaidi voert de weg door een ruig binnenland richting Russenes. Het ruige bestaat uit struiken en kleine boompjes tussen de bemoste rotsen, stroompjes en sneeuwhoopjes. Boven ons is het blauw, knal-lichtblauw met witte wolkjes heel hoog in de lucht. Tussen de struiken zie je her en der hutjes staan: kleine houten huisjes met soms een auto er voor of een scheefgezakte sneeuwscooter er naast. Elke hut staat minimaal een paar honderd meter van de andere, ze staan nooit in een groepje bij elkaar. Dit is dus het land van de Samen / Sami, de officiële naam van wat wij vroeger kenden als Lappen. Het is er retekoud en eenzaam. Maar omdat er zoveel hutten zijn die ook bewoond worden denk ik dat zíj het hier leuk vinden. En hun reden van bestaan? Soms vermeldt een bord langs de weg dat er souvenirs worden aangeboden op een parkeerplaats. Soms staat er dat we moeten oppassen voor rendieren die hier worden gefokt. Het aantal rendieren dat ik zie neemt ook toe. In Alta zag ik groepjes dieren op omheinde velden lopen; hier zie ik enkele dieren en groepjes in het wild langs de weg. Onderweg had ik al gehoord dat rendieren doof en blind zijn: pas als je met je auto of motor vlakbij bent zien of horen ze je, ze schrikken, kijken op, springen op en draven weg. De richting van dat springen en draven is willekeurig dus ze kunnen zomaar opeens vlak voor je staan. Oppassen dus.
De 130 kilometer naar de top duurt langer dan ik wil, ook ondanks mijn “tandje-erbij-er-is-toch-geen-politie” vaart. Schitterend hoe het landschap zich van bomen en struiken ontdoet. Langs het water staan af en toe vissershuisjes en bouwsels met drogende vis. Een redelijk aantal groepjes van twee of drie motorfietsen komt me tegemoet, allen groeten vriendelijk. Ook is er af en toe een auto. Maar deze aantallen vallen in het niet bij het aantal campers. Noorwegen is ‘by far’ hét land voor campers. Immers mag je nagenoeg overal kamperen en kun je het binnen lekker warm stoken en kun je toch veel reizen en veel zien. Op die manier zie ik het nut van die dingen wel in. Maar waar ik echt achting voor heb zijn de fietsers. Niet één maar diverse pedaleurs heb ik inmiddels ingehaald. Soms met volle bepakking, soms met alleen een rugzak of een tasje achterop. Hulde en ik steek meermaals mijn duim complimenterend op.Netten beschermen de vis tegen de enkele meeuw die op zoek is naar voedsel. Hoe moet dat er hier in de herfst, winter en lente niet uitzien? Veel witter denk ik, met een koffietje in de hand, popelend om verder te rijden.
Dan is er een tunnel die het schiereiland verbindt met het eiland waarop de Noordkaap ligt. Deze tunnel eist tol, 70 kronen, ook voor motorfietsen. De tunnel is vreemd. In koudere perioden worden beide openingen met automatische deuren afgesloten. De tunnel is ook diep: eerst gaat het drie kilometer steil naar beneden om daarna drie kilometer steil omhoog te gaan. Als die fietsers dit ook voor hun kiezen krijgen . . . De tunnel is de enige weg naar het noorden, toch moet iedereen apart afrekenen voor zowel de heen als terugreis.
Nog een paar kilometer aan bemoste rotsen en dan zie ik de baai en de huizen van Honningsvåg. In de heldere baai liggen onbeschoft een aantal luxe cruiseschepen te wachten. Dagenlang heb ik kou en nattigheid getrotseerd en ben ik duizenden mijlen verwijderd van huis en haard om hier te komen. En zo kan het dus ook. Massa’s passagiers zijn per bus de laatste 35 kilometer vervoerd, onderweg komen tientallen bussen me tegemoet om zo meteen verzadigde toeristen bij hun cruiseschip uit te braken. Die zijn gelukkig weg!
Een paar bochten nog. Amper heb ik oog voor de stenenvelden, meertjes en uitzichten. Het asfalt gaat omhoog en omlaag, draait naar links, naar rechts, en dan. . . de bol van de kaap, hoogste puntje van het gebouw. Snel nog even 215 kronen betalen voor een parkeerplek, motor op de jiffy, sleutel om en afstappen. Gehaald! We zijn er. Alle leden van de eenpersoonsmotorclub strekken de benen, maken foto’s en fimpjes en laten zich trots met opgeheven duim vastleggen, samen met het kenmerkende beeld van de wereldbol.
Gehaald!
Het einde van de weg
Verplicht nummertje (en toch leuk)
Even afstand nemen van de Noordkaap.
Uitzicht.
Links water, rechts water, voor ons water. Verder kan niet. En nu? Met een beetje vreemd gevoel loop ik naar het Noordkaap gebouw op zoek naar koffie. Er staat wel een koffie machine maar er is geen bediening. Echt niet. Dus de koffie is vandaag gratis! Mooi.
Als de koffie op is ga ik toch even een souvenir kopen. Een T-shirt voor mij, twee knuffeldiertjes voor de kids (altijd leuk) en een belachelijk trolletje voor Odile. Ik kan niets beters verzinnen.
Maar wat nu? Ik ben al zolang onderweg en heb zoveel gezien en zoveel kilometers gemaakt, met een drive, een doel, een missie. En nu?
Ik loop nog wat rond maar voel me niet prettig. Geen gevoel van "even rustig de boel bekijken". Na een poosje komt de onrust terug, immers moet ik ook nog terug. Via het voor mij onbekende Finland waar ik redelijk hoge verwachtingen van heb. En daarna dwars door de Baltische staten, ook spannend.
Met meer enthousiasme neem ik afscheid van de Noordaap en terug bij de motor raak ik nog even aan de praat met een Pool die met een Moto Guzzi via Rusland naar de kaap is gereden. Hem vraag ik: “En nu?” Hij antwoord glimlachend: “Gibraltar!”. De held.
Op de weg terug naar de tunnel steekt er opeens een kudde rendieren over. Grappig was het om te zien dat een oude bok op de weg blijft staan totdat de laatste beesten aan de overzijde zijn.
Met iets meer oog voor de omgeving rij ik terug naar Russenes. In een bocht staat op een parkeerplekje het Belgische echtpaar met de BMW’s van gisteren. We wisselen nog wat woordjes en wensen elkaar het beste. Nog wat verder komen me de twee XT500’s tegemoet. Zet ‘m op mannen, nog 100 kilometer en jullie zijn er!
Na het tanken in Russenes gaat het met gemak richting Lakselv, Onderweg passeer ik een aantal tenten langs de zee.
Lakselv is weer zo’n stadje met een kruispunt, een tankstation, een school en een hotel.
De kaart van Noorwegen op mijn tanktas moet plaatsmaken voor de kaart van Finland. Morgen begint naar mijn gevoel deel twee van de Baltische toer.Mijn kamer is klein maar comfortabel. De hamburger in het restaurant is de beste die ik ooit heb gegeten!
<Boven>
Dag 7 19 juni 2009 van Lakselv (Noorwegen) naar Oulu (Finland)
En toch ga ik het zeggen. Het is generaliserend, maar de Noren zijn zo gezellig als makrelen. Grote ogen, stoïcijnse blik, geen spier vertrekken ze: altijd bloedserieus en een en al respect. Nee, dan de Finnen. Gewoon hetzelfde, even gezellig, alleen een paar graden stoerder. Geen vriendelijke blik, geen medeleven, geen enthousiasme. Vandaag alleen 2 keer een aardig meisje aan de balie van een tankstation gezien. De allergrootste uitzondering was het blonde receptie-meisje van mijn hotel van vanavond. Dat is momenteel het aller-allerliefste meisje van de heeele wereld, want zij gaf me vanavond de kamer die er eigenlijk niet was. Lees hier het verhaal.
Vanmorgen begon sluiergrijs met spatjes. Toen ik gisteren in Sørkjosen uit het hotel stapte voelde en rook het precies hetzelfde als op wintersport: zo fris en koud. Vanochtend was het zeker 5 graden warmer, zo tegen de 8 graden. Ik heb het eigenlijk wel gehad met die kou denk ik wanneer ik mijn inmiddels beschadigde en geplakte regenbroek aantrek en de regen-overschoenen die van McGiver-tape aan elkaar hangen over mijn motorlaarzen schuif. Ik moet niet vergeten in mijn verslagen te vermelden dat je niet stoer moet doen om met leren pak deze tocht te maken. Gewoon je winterkleren meenemen en in dik textiel met lang ondergoed op reis. Maar goed. Het gaat vanaf nu de goede kant op. Vandaag staat in het teken van veel kilometers zuidwaarts. Via Finland, sfeer proeven en eens langs die veelbesproken meren.
Wat ik vandaag echter veel en vooral zag waren bomen. Niet eens van die grote, maar wel heel veel. En water, ook heel veel. En hutjes en huisjes, elke 100 meter weer ‘n ander. Allemaal van hout, donkerrood gebeitst met een wit randje langs het dak.
Hutjes en Huisjes, dit keer zonder bos
Km na km ga ik brommend door het land. De zon breekt door en de temperatuur stijgt tot net boven de 14 graden. Voor me uit zie ik een rechte weg, zacht op en neer glooiend met af en toe een knik. Achter me het zelfde. Links en rechts bomen en struiken.Het eerste stukje gaat als vanzelf, het laatste stukje Noorwegen naar de grens bij Karasjok. Hier ga ik mijn Deense, Zweedse en Noorse kronen inwisselen voor Euro’s. Voor het houten bankgebouw staat een hele rij Nederlanders die met de bus van Rovaniemi in Finland op weg zijn naar de Noordkaap. Allemaal willen ze kronen pinnen, gelukkig kan ik bij de balie terecht, hoef niet te wachten en ga na 5 minuten met geld op zak op weg naar de grens. Ook Schengen, dus geen controles meer. Wel staat er nog een imposante hoeveelheid hekken, hokjes, lichten en slagbomen. Maar de grenspost is verlaten en ik duik vol verwachting Finland in.
Ik bedenk dat ik al een week geen nieuws meer heb gehoord of gelezen. Er kan wel ik-weet-niet-wat zijn gebeurd. Langzaamaan wordt het rustiger op de weg. Ik rij door dorpjes en hoewel er in Scandinavië alles bij elkaar misschien honderd terrasjes zijn en ik dus geen gezelligheid verwacht op straat vind ik het toch wel angstaanjagend rustig, stil en uitgestorven en wordt de situatie toch wel erg apart. Het is toch vrijdag? Waarom zijn er dan geen vrachtauto’s meer op de weg? Het is pas twaalf uur?In de berm af en toe een rendier moeder met haar kind. Dit is duidelijk een minder populaire toeristische route in vergelijking met de E6 in Noorwegen. Er zijn aanmerkelijk minder auto’s en campers. Toch is het niet zo uitgestorven als ik had verwacht.
In het dorp waar ik een broodje wil kopen zit alles dicht, op de combi-winkel tankstation na. In de zon eet ik wat en drink een grote kouwe cola. Het regenpak is uit en in de zon voel ik me net een kat die zich opwarmt voor wat er kan gaan komen. Ook in de volgende, toch wel grotere stad is het uitgestorven en moet ik zelfs op zoek naar een tankstation dat open is. “Where is everybody?”, vraag ik. Het blijkt dat het land vanwege midzomer dicht is, van vandaag, vrijdagmiddag tot zondag. Iedereen is weg uit de stad naar zijn cottage aan het water of in de bossen.
De rest van de dag is het net zo rustig als op zondagmorgen. Helaas echter betrekt de lucht en af en toe valt er een spat regen.
Druilweer en miezer wisselen elkaar af. Het is rustig op de weg. Erg rustig. En geen dorpjes. Dan maar op weg naar een stadje als ik een slaapplaats zoek. Het eerste stadje heeft een gribus, een groezelig half dichtgeplakt gebouw waarvan ik de ingang zo snel niet eens kan ontdekken en met zwermen muggen op de parkeerplaats. Dat lijkt me niets.
Het volgende stadje, Pudasjärvi, is 85 km verderop. Daar aangekomen blijkt er in de naaste omgeving geen enkel hotel, motel, Bed&Breakfast of zo te zijn. Alleen maar cottages met Finnen. Voor een hotel moet ik in Oulu zijn, zo raden ze me in een groot winkel-restaurant-pompstation aan. Oulu is een grote stad met meerdere hotels, weer 90 km verder. Het wordt schemer, ik ben alweerl dik 150 km onder de poolcirkel dus het donker komt er aan.
Eenmaal in Oulu aangekomen, inmiddels alweer in de regen, zet ik mijn Tomtom aan om te zoeken naar een lijst van nabij zijnde hotels. De eerste hotels van de lijst blijken pontificaal dicht te zijn vanwege weer het midzomerfeest. Ik verhoog mijn budget en ga op zoek naar een hotel met een bekende Europese naam. Dwars door het natte, uitgestorven centrum, de hoek om en om kwart voor negen (in Finland dus kwart voor tien) sta ik onverwacht voor een klein hotelletje tegenover het centraal station. Moe, koud en nat sta ik voor de balie.
“Sorry, we are fully booked”, zegt ze eerst nog. Als ik mijn helm afpeuter en haar teleurgesteld aankijk vervolgt ze vol medelijden: “but I’ll check if somebody hasn’t turned up!”. Mijn blonde fee voor vandaag checkt to 3x toe haar computerscherm, belt even en en het blijkt dat 1 gast niet is komen opdagen. En daar ga ik slapen. In een reuzegrote kamer met zitje, schrijftafel en goede bedden.
Na een redelijke pizza gegeten te hebben in een soort cafetaria neem ik een lekker glas whisky-cola en plan de route voor morgen. Vandaag zijn we flink opgeschoten dwars door het toch wel saaie Finland.
Morgen vast weer een dag Finland. Richting Helsinki.
Dag 8 20 juni 2009 van Oulu (Finland) naar Helsinki (Finland) ca 810 km
Een saaie reis waarvan 6 ½ uur regen, variërend van miezer tot plens, met af en toe een bui. Alleen het eerste en het laatste uur waren droog.
Wat heb ik meegemaakt vandaag? Heel Finland zit nog steeds op slot. Iedereen is weg naar zijn hutje bij het meer of zijn hutje in het bos. Lekker gezellig.
O ja, eenmaal onderweg vond ik al snel de weg die ik wilde gaan, toch beetje natuur zien en langs een paar meren. In één van de eerste stadjes zag ik zo ongeveer het meest interessante van die dag.
Ik denk "Sensatie, eindelijk" en stop voor een paar foto's.
De opstoot bij deze autobrand was ongeveer 10 mensen. Meer interesse was er niet. De chauffeur stond er gelaten bij. De brandweer ging rustig aan het werk. Dus was het toch weer saai. En ben ik opgestapt en verder gereden.
Na verloop van tijd ben ik voorzichtig gaan uitkijken naar een tankstation. Uiteindelijk vond ik een bord met een pijl richting een dorp. Daar was het stil. En uitgestorven. En met een onbemand tankstation die vroeg om mijn pas. Nee, niet de bankpas, de creditcard. Met pincode. OK, deze ingetoetst en “invalid code” was het antwoord, “try again”. Nogmaals heel voorzichtig en secuur de juiste code ingetoetst en “invalid code” was het antwoord, “try again”. Dat dacht ik dus niet. Nog een keer zo’n reactie en dan is mijn pas onbruikbaar. Gelukkig komt daar een gebrekkig engels sprekende inboorling die mij duidelijk maakt dat de dichtstbijzijnde pompstations of 45 kilometer terug of 50 kilometer verderop liggen. Dat laatste heb ik succesvol geprobeerd. Maar wat een afstanden en wat een leegte, zeg.
Ik heb werkelijk geprobeerd wat van het land te zien door met name de groen aangeduide routes te rijden. Maar helaas. Glooiende rechte wegen met massa’s bomen waartussen die vermaledijde huisjes staan. Het zijn zoveel huisjes dat wanneer ik op een gegeven moment een boom nodig heb voor een sanitaire stop, ik niet eens durf te plassen, bang om op de oprit of in de achtertuin van een Finse hut / sauna te staan sassen. Knijpen en doorgaan.
En dan, heel even, op de weg van Vaala naar Palento passeer ik een brug tussen twee meertjes:
Vervolgens komt de volgende bui, weliswaar bij een riante 16 graden, maar toch.
Nu staat mijn besluit vast: no more sightseeing Finland. Linea recta richting Helsinki is het devies. Daar neem ik dan wel een dag rust. Lekker een vaderdag(!) lang lanterfanten om billen en oren een dag rust te gunnen. Tevens heb ik dan de tijd om Scandinavie te laten bezinken. Volgende week staan dan de Baltische staten op het menu. Zo mijmerend en denkend aan zonnige oorden stroomt het water onder mijn banden door en kilometer na kilometer kom ik dichter bij Helsinki. De wegen worden breder, de bossen openen zich en velden tonen hun koren, gras en bloemen. Hé, bloemen. Er is kleur in het landschap. Na al dat groen en bruin van bomen en rotsen een verademing. En kijk eens: de wolken breken en tussen het blauw door schijnt de zon weer een beetje.
In Helsinki rij ik meteen richting centrum en centraal station. Daar grijp ik een taxi chauffeur bij de kladden en sommeer hem mij aan te wijzen waar een goed, droog en niet te duur hotel is. Hotel Elka ligt om de hoek en vraagt slechts €45 voor een kamer.
Een hotel in het centrum. Meteen voor twee nachten geboekt en ’s avonds een lekkere shoarmaschotel gegeten. Met een dikke buik nog even kanaalzwemmen op TV. Dan rust.
Dag 9 21 juni 2009 rustdag in Helsinki
Vanmorgen lekker uitgeslapen. Nou ja, ik ben wel weer even met mijn horloge, mijn mobieltje en met de wekker aan het stoeien geweest. Tot vandaag leefde ik nog met Nederlandse tijd maar besefte vanmorgen dat zowel in Finland als in Estland, Letland en Litouwen de klok een uur verder staat, dus dubbele zomertijd zeg maar. Dus toch maar voor de volgende dagen alle klokjes verzet. Daardoor hebben we een uur eerder gevruustuukt. En wat voor een vruustuuk!
Grote zaal, alles in overvloed, prima bella. In de foyer ligt een groot aantal folders en brochures en boekjes over wat er allemaal in Helsinki te doen is. Die zit ik tijdens het ontbijt lekker te lezen. Tjonge, in Helsinki is van alles te beleven. Niks saai, gewoon een mooie schone stad. Met een budgetvlucht goed te doen voor een stedentrip. En had ik maar eerst deze site bezocht: http://www.rugzaktrips.nl/europa/ov_helsinki.htm.
Fris gewassen en geschoren en lekker onwetend loop ik naar buiten, het zonnetje in. Twee straten verder is het centraal station, een mooi en statig gebouw met hoge gewelfde plafonds, veel baksteen en toch nog enige bedrijvigheid. Gelukkig is daar, ondanks midzomer, het loket open waar ik een kaartje koop voor de overtocht naar Tallin. De ferry vertrekt morgenochtend vanaf de west-haven. Mijn wandeling voor vandaag begint met het verkennen van waar ik morgen moet zijn, daarna loop ik linksom langs de kustlijn.
Mist rolt vanuit zee de stad in.
Hoewel de wolkjes uit je mond kwamen scheen de zon dat het een lieve lust was. Prachtig weer en paar leuke fotootjes geschoten. Vanuit Helsinki vertrekken meerdere ferries naar Estland, Zweden en nog verder. Elke baai heeft wel een kade. Om de hoek zie ik de Olympia haven met twee enorme cruise schepen. Gigantische boten, gewoon in het centrum! Imposant.
Vanwege midzomer was het erg rustig in de stad, langs de kust zitten en lopen alle toeristen en mensen zonder hutje aan het meer. Met zo’n 15 km in de benen is mijn rondje bijna kompleet en ga ik op weg naar het hotel voor een dutje. Daarvoor neem ik een straat dwars door het rustige winkelcentrum. Het is net na enen en tot mijn verbazing gaan er opeens al een aantal winkels open. Op zondag. Zo wordt het toch nog leuk.
In het hotel hou ik even siësta, kijk lekker even tv (superbike op eurosport) en ga de motor even vertroetelen met kettingvet en wat motorolie. Kort raak ik aan de praat met het Russische keukenpersoneel. Het was me al opgevallen dat er een redelijk aantal auto’s met Russische kentekens in Helsinki staan. Later blijkt dat dit vooral toeristen zijn die de Finse mode en snuisterijen komen kopen.
Nu de winkels toch weer open is loop ik de stad in om wat proviand te kopen voor de volgende dagen, je weet maar nooit. Het blijkt dat om de hoek van het hotel een supermarkt is met broodjes en beleg, melk, koffie en nog wat dingen die ik meteen inpak. Daarna wéér de stad in, nu voor een biertje op een terrasje in de late middagzon. Wat een prettige dag.
Gisteren dacht ik nog dat het een mooie dag zou worden om Scandinavië te laten bezinken. Dat is gelukt. Er zijn verder geen moeilijke, ingewikkelde of originele gedachten en mijmeringen naar boven gekomen. Alles is bezonken. Om plek te maken voor nieuwe zakken. Want aan het einde van de dag ben ik alleen nog bezig met verwachtingen en ideeën over morgen en de dagen daarna. Wat kan ik allemaal tegenkomen? Hoe ziet het er daar uit?
Vanavond spullen inpakken, ik neuzel en treuzel en rommel nog een beetje aan tot het tijd is om te slapen. Morgen gaat het naar het zuiden. Estland here I come.
Dag 10 22 juni 2009 van Helsinki (Finland) naar Siauliai (Litouwen)
Ik sta op en: ZON!!
Joepie de poepie snel naar het mega ontbijt. Daar hebben naast de toeristen nu ook zakenmensen plaats genomen. Niet iedereen heeft vakantie zoals ik.
In de lobby ontdek ik een PC met Internet. Snel check ik het weer voor Estland en ja hoor, het blijft droog! Met temperaturen van 20 tot 23 graden. Heerlijk.
Het is net na achten als ik weg rijd richting de West-haven, drie kilometer verderop. Daar staat al een hele groep motorrijders. Echt een heleboel. Na mij sluiten er nog wat aan zodat we, zoals verplicht is, twee uur met zo’n 100 motorfietsen in het zonnetje staan te wachten. Het zijn allerlei nationaliteiten en allerlei types fietsen. Van de afgewerkte BMW met Russisch kenteken en reserve achterband achterop tot en met glimmende Harleys.
Wachtrij voor de Ferry 100 man voor me en 200 man achter me.
Ik raak even aan de praat met een paar Finse heren die enthousiast zijn over mijn filmcameraatje op het windscherm maar met name over mijn mechanische cruise control. We wisselen email adressen uit en ik beloof hen hierover wat info te sturen. Ook praat ik nog even met de enige andere Nederlanders in de rij. Ze komen net uit Limburg met de boot vanaf Rostock en willen via binnendoor wegen via Estland terug, mooi plan. Even later is er wat onrust. Ik kijk om en zie nog hoe één van de Finnen met zijn rechterlaars achter zijn voetsteun blijft haken en pardoes omvalt. Snel til ik samen met wat anderen de motor van hem af. Gelukkig geen schade aan man noch motor!
De eerste motoren starten en langzaam rijden we de kade op en de openstaande achterkant van de Ferry in. Van het personeel krijgen we kratten vol met spanbanden en allemaal staan we te rommelen om de motoren vast te zetten. Samen met een andere Fin binden we onze fietsen aan elkaar en zetten ze vast met een slimme knooptruck. Dan met de lift naar boven naar het dek. Deze boot lijkt als twee druppels water op de boot die we twee jaar geleden hadden op onze trip van Italië naar Griekenland: parkeren onderin, dan een paar verdiepingen met hutten, daarboven de restaurants en lounges en boven op dek stoelen en uitzicht. Alleen het zwembad en het terras ontbreken.
Afscheid van Finland
Ik sta aan dek en maak nog een foto van de Helsinki skyline. Niet veel later vertrekt de Ferry en eenmaal binnen, richting de koffie, raak ik aan de praat met een Finse dame. Zij is bezig met een laptop en naast haar hangt een lezende puber. De Finse dame was ooit een uitwissel-studente in de verenigde staten bij de moeder van de puber. Daarna heeft ze ook in Estland gewerkt en gewoond en ze vertelt uitgebreid over de toestanden destijds en over hoe het er nu is. Heel interessant en leerzaam. Al kwebbelend verstrijken de twee uur vaartijd lekker snel. De zee is spiegelglad en de Estse kust nadert gestaag. Ik zeg dag tegen de dames en ga even aan dek kijken.
Welkom in Estland
Eenmaal aan wal is het even dringen om van de boot en door de stad te komen. Ik rij even tussen twee rijen auto’s door en een oude voyager komt langzaam steeds verder naar rechts. Met een pats raakt mijn linker handvat de rechter spiegel (deze steekt 30 uit, meet maar eens op) en deze klapt om. Gelukkig was die spiegel al eerder geraakt en beschadigd. Ik stop en klap hem weer terug. We steken onze duim naar elkaar op en we rijden verder. Dat was toch wel even schrikken.
Tallin schijnt een mooie oude binnenstad te hebben en is voor toeristen in Helsinki een voor de hand liggend uitje voor inkopen. Helaas heb ik er niets van gezien maar maak nogmaals het plan om eens met Odile een stedentrip hier naartoe te maken. Wat ik wel zie is een stad die modern aan het worden is. Er zijn bijna geen oostblok invloeden meer te zien. Wel nog oude fabrieken en woonblokken die aan het vervallen zijn en een tramlijn die werkers van woonwijk naar centrum brengen. Soms nog wat kinderkopjes en vreemd smalle viaducten over groezelige rangeerterreinen. Maar ook een brede geasfalteerde uitvalsweg met glimmend glazen gebouwen en automobielbedrijven.
Eenmaal buiten de stad zie je welke tol moet worden betaald. Er is een brede door de EU betaalde asfalt weg langs verlaten boerderijen, bouwvallige bedrijfshallen en lege huizen. Iedereen is verhuisd naar de grote stad. Het lijkt wel een beetje op de provincie in Frankrijk.
Apart is opeens de vos die voor me de weg oversteekt en onbevreesd in de berm stopt en me uitdagend aankijkt. Nog geen 2 kilometer verder staat er parmantig een ooievaar in de berm. Er is hier toch natuur.
Door die tekenen van natuur aangestoken verlaat ik na een aantal kilometer de “rode” E67 om ook in Estland even binnendoor te gaan. Helaas zijn vanaf dat moment alle wegwijzer bordjes verdwenen en de witte weggetjes zijn niet te vinden. Of het moeten die smalle overwoekerde bospaden zijn die links en rechts als karrensporen het bos in voeren. Ik bedoel, ik was een beetje op zoek naar avontuur. Maar om in mijn eentje zo’n weggetje te kiezen met de kans te verdwalen in een land waar ik de taal niet spreek en waar sowieso bijna geen hond woont . . . Dan maar terug naar de E67, dan weet je waar je heen gaat.
Tot zover het Estlandse avontuur. Er voor in de plaats komt een vlak landschap met af en toe bossen. Een goeie Europese weg met weinig verkeer. Plots duikt voor me een uitkijkpost op, op een verlaten parkeerplaats met roestige hekken her en der en een leeg gebouw. Voor ik het weet ben ik over de bouwvallige grens gereden van Estland naar Letland. Oude barakken, lege hokjes. Schengen.
Wat opvalt is dat de weg opeens een stuk slechter is. Ik wordt verwelkomd met het bord “Borderland” alsof hier strengere regels gelden en er goed op me wordt gelet door waakzame dienders verscholen in de struiken. Oostblok? De huisjes en boerderijtjes zien er hier echter beter uit. Ze zijn bewoond en hebben tuintjes waarin soms wat bouwmateriaal ligt om doe het zelf opknapwerk te doen. De mensen hier zijn nog niet naar de grote stad vertrokken. Of zijn hier in Letland nog geen grote steden waar het westerse geld lonkt? Riga toch?
Op weg naar Riga waag ik het weer om even binnendoor te rijden en het land te proeven. Niet over witte wegen, gewoon over geel. Ook dat is weer een slechte keuze. Meteen als ik van de E67 afwijk rij ik over een brede grindweg. Niks asfalt. Allemaal keitjes en steentjes, kilometers ver, zover ik kan kijken.
De Letten letten daar niet op en scheuren met Audi 80’s langs alsof ik er niet ben. Levensgevaarlijk. Daar heb ik geen trek in. Dus omgekeerd en terug hobbel de bobbelen richting E67. Zoals het de eenpersoonsmotorclub betaamt worden dergelijke besluiten zonder morren aanvaard. We zetten onze focus nu op Riga, de hoofdstad waar ik ook goede verhalen over heb gehoord. Misschien daar op zoek naar een hotelletje en dan die stad verkennen?
Strand en Baltische Zee in Letland.
Net voor Riga wordt het drukker en drukker. Maar niet leuker. Zeker niet voor een motorrijder die probeert van het land te leren en de tijd neemt om om zich heen te kijken. Ik ben prooi. Als ze het kunnen willen ze me inhalen, nog sneller bij het stoplicht zijn. Als ik analyseer wat ik aan mede weggebruikers tegenkom, zijn dat (naast de onderste kaste van voetgangers)
- Arbeiders met openbaar vervoer, trams en gammele groene bussen
- Nette families, keurig gekleed en opeengepakt in gehuurde nieuwe Focussen, Fiesta’s en Corsa’s, voorzichtig zich een weg banend door het verkeer
- Gezonnebrilde wannabees en sigaretten rokende petjes die in gare Sierra’s, Mazda’s, Nissans en Opels met gillende gladde banden proberen snel te rijden
- Patsers en goud-gesierde blondines in geblindeerde Hummers, SUV’s, Mercedessen en BMW’s die de regels tarten, door rood rijden, over doorgetrokken strepen inhalen en overal parkeren.
Wat een deceptie. Het lijkt alsof anarchie en misdaad hier de overhand hebben. Hoe je dat ziet? Misschien het idee dat er uit sommige ogen angst straalt en dat anderen je aggressief aankijken. Niet dat ik bang ben om te worden overvallen of zo, maar meer het idee dat in de steden de oerwoud wetten gelden van eten of gegeten worden. Alsof geld regeert, maar dan wel geld dat is verkregen met leugen, bedrog, afpersing, vrouwenhandel en drugs. Om de een of andere, en hopelijk onterechte, reden zie ik geen reden om hier te overnachten. Er zijn wel een aantal interessante plekken te zien met mooie gebouwen en zelfs een imposant stalinistische torenflat. Terwijl ik me een weg baan door Riga herinner ik me dat mijn pa er toch enthousiast over was. Dus besluit ik om ook Riga op het lijstje te zetten van steden voor een georganiseerde stedentrip.
Ik besef me dat zowel Estland als Letland een diepe indruk op me maken, anders was ik niet zoveel gaan denken. Tijdens dat denken en analyseren merk ik dat de geur van het land ook een rol speelt. Steeds als ik in bewoond gebied ben ruik ik die nare zware stank van allesbranders waarin ook oude autobanden worden gestookt. Het moet een nare invloed hebben op de bewoners, want niemand die ik zie kijkt vrolijk. De voetgangers zijn ernstig in gedachten, de arbeiders in de bussen kijken moe en leeg voor zich uit, de families in hun Ford Focus kijken bang of ze de weg niet kwijtraken, de wannabees zitten met tot spleetjes geknepen ogen te wachten tot het groen wordt en de patsers in hun geblindeerde auto’s kan ik niet zien. Hier moet ik nog veel leren. Want dit kan niet de waarheid zijn.
Wat wel de waarheid is, is dat het net ten zuiden van Riga weer begint te betrekken. Even later begint het te regenen en ik trek met enige weerzin mijn plastic weer aan. De Revit jas zit strak over mijn pak, mijn overschoenen zitten van plakband aan elkaar en ook mijn regenbroek begint sleets te raken. Het past wel een beetje bij het Oostblok karakter van de omgeving. De armoede om me heen maakt dat ik me niet thuis voel. Ik kan niet genieten van het landschap. De weg wordt steeds slechter en is opgelapt met allerlei asfalt types.
Gelukkig is het bij tijd en wijle ook droog en schenk ik wat meer aandacht aan de omgeving. Een grappig verschijnsel in de midzomertijd zijn de keurig geklede stelletjes op weg naar een feest. Eén stel moét ik op de foto zien te krijgen: dat lukt en ze vinden het ook nog leuk, gelukkig.
Een Let's stel.
Na 40 kilometer en nogmaals mijn bagage vastbinden kom ik in Litouwen. Het landschap verandert vrijwel meteen. De natuur is weliswaar hetzelfde, maar het land is bewerkt. Er zijn velden met graan en groenten. Het gras is gemaaid. En als er al ergens een bouwval staat, staat daarnaast een pallet met bouwmateriaal om het op te knappen.
Ik ben inmiddels op weg naar de stad Siauliai. Daar in de buurt moet een berg zijn met kruizen. Die wil ik perse zien. Morgen. Ik rij langs een nieuwbouw wegrestaurant waar ze ook slaapplekken aanbieden. Toch kijk ik eerst even in de stad, 4 km verderop. Dat is niks, saai, grauw, drukke straat, gesloten hotelletje. Dus ga ik terug naar het wegrestaurant. Leuk, vriendelijke dame en schone eetzaal. Ik krijg een kamer toegewezen in een van de twee houten gebouwen achter op het glad gemaaide gazon. Prima!
In het restaurant eet ik een uitstekende Oostblokse aardappel met groente en vlees en neem een heerlijk biertje. Op het gazon loopt een parmantige ooievaar. Voor het slapen gaan zit ik op een bankje met een glaasje Whisky. Bosgeluiden. Rustig windje door de bomen. Mooi zo. Morgen Polen. Naztrovje.
Dag 11 23 juni 2009 van Siauliai (Litouwen) naar Ilawa (Polen)
Om 5:00 uur lokale tijd schrik ik wakker en SMS meteen naar dochter Judith die vandaag met school op survival kamp gaat in de Ardennen. Daarna nog even goed geslapen, ondanks het licht in de kamer vanwege het ontbreken van gordijnen.
Nog voor achten zit ik op de motor op weg naar mijn uitje, mijn trip naar de berg der kruizen. Deze berg in niet hoger dan 10 meter maar bijzonder indrukwekkend.
Wie er ooit mee is begonnen is niet bekend, maar er staan op die plek honderd duizenden kruizen. Van groot tot klein, van steen en hout en metaal. Uit alle landen. Heel apart was het onderhoudsteam van mensen die met een grote plattegrond van de berg zochten naar holle kruizen waarin elektrische leidingen zitten. Voor de verlichting ’s avonds? Ik kon het niet ontdekken. Heb er wel heel wat foto’s gemaakt.
Omdat ik de eerste bezoeker was die ochtend hoefde ik geen parkeergeld te betalen aan de man in zijn oranje vest die net aan kwam rijden. Ammehoela. Wel viel me op dat ze aan de andere kant van de weg bezig waren met de aanleg van een parkeerplaats en een bezoekerscentrum en een tunnel onder de weg door. Als je ooit in Engeland in Stonehenge bent geweest: een kopietje!
Goed, ik ga terug naar de weg naar het zuiden en de dag kan nu echt beginnen. Mijn plannetje is om eerst een stuk rood te rijden via Kelmé naar Skaudvile, om vandaar geel te nemen naar Jurbarkas en Sakiai en dan langs de Russische grens te schampen bij Kudirkos.
In Sakiai kan ik echter de juiste weg niet vinden omdat de plaatsnamen afwijken van wat ik had gepland. Via de kaart op de tank besluit ik om express verkeerd te rijden om daarna via de eerste afslag rechts alsnog goed uit te komen. Dat betekende wel 7 kilometer keien en kuilen door het zomerse landschap.
Door de armoede en de vervallen huizen lijkt het meteen of je jaren terug in de geschiedenis rijdt. Geen verkeer behalve een enkele boer op een gammele trekker. Apathisch voor zich uitkijkend geeft hij geen sjoege als ik groetend mijn hand opsteek. Aan het eind van het keienpad neemt het gehavende asfalt het weer over. Door dorpjes met houten huizen en af en toe een betonnen communistische flat. Dan kom ik door het grensdorp Kudirkos en zie groepen (land?)arbeiders sjokkend langslopen. Armoede, apathie, norsheid, verveling. Ik weet het niet. Maar niet echt hoopgevend. Als ik aan de kant sta en de kaart opnieuw heb gevouwen voor het vervolg van de tocht komt er een moeke aanlopen met bloemetjesschort en grijze sokken in slippers. Als ik inschakel om weg te rijden kruisen onze blikken en blijkt dat ze mij had willen helpen. Wat lief. Ik groet, zij glimlacht. Leuk moment.
Na dat moment volgen nog tig kilometers voormalig Oostblok binnenlandse wegen die her en der met veel oranje autootjes en linten met Europese subsidie worden opgeknapt. Ik verwacht in Polen wat meer civilisatie te zien. Dat klopt. Het begint al voor de grens op de doorgaande weg van Vilnius naar Warschau. De vrachtwagens rijden af en aan en trekken diepe sporen in het asfalt. Overigens was ik in de afgelopen dagen al gaan begrijpen waarom het ongevalpercentage in Litouwen zo ontzettend hoog is. Als ze zich in Scandinavië keurig aan de regels houden, dan hebben de iets stoerdere Esten gewoon respect voor de politie. De Letten zijn iets bandelozer maar de Litouwers spannen de kroon. Niets is heilig, geen streep, bord of verkeerslicht. Inhalen en snijden doen ze indien zich de kans voordoet en opritten zijn er om pontificaal de weg op te schieten. Dit betekent meer dan 100% opletten voor mij als motorrijder. De oplossing ligt in het iets “assertiever” deelnemen aan het verkeer. Ofwel gewoon sneller rijden en ook gaan inhalen. Dan krijgen ze respect voor je. Maar dat maakt het tegelijk weer wat gevaarlijker.
Een van de honderden ooievaars.
Overigens ben ik vandaag staande gehouden door een politie controle. Papieren waren in orde en ik mocht verder. Later deze dag heb ik nog drie controles weten te omzeilen door goed opletten en me supernetjes te gedragen. Ben zelfs nog even achtervolgd, maar door keurig ongeveer 70 te rijden waar je 90 mag begonnen ze zich te vervelen en haakten af. Niet leuk. Ook de slechte wegen zijn niet leuk. Ik ben in Polen en heb last van de sporen in de weg. Het aantal vrachtwagens is hoog, hoewel ik niet eens de hoofdweg naar Duitsland volg. Wel is het een heerlijke 25 graden en schijnt de zon. Ik doe alsof ik geen haast heb en kijk om me heen. Net voor Suwalki wil ik een foto maken van de skyline met torenflats. Op het moment dat ik afstap voel ik een scherpe steek in mijn scheenbeen. Ik schop mezelf en een dode wesp valt uit mijn laars. Au. Meteen heb ik er een druppel T3 (Tea Tree, van Bever Bergsport) er op gedaan en na een uurtje was de pijn verdwenen. Maar wel een mooie foto.
Poolse oostblok woonwijk.
Al rijdend krijg ik een redelijk beeld van de armoede en het gevoel dat wij het in Nederland maar al te beste hebben en niet zo moeten neuzelen maar een voorbeeld moeten nemen aan hoe ze hier van aanpakken weten. Zo halen ze ons nog eens in. Daar hoeven we niet al te lang op te wachten.
Gaandeweg heb ik genoeg gezien en verlang naar het schone Duitsland met een lekkere Wiener Schitzel mit Pommes und Mayo. En met schone gladde wegen. Maar het is te ver voor vandaag. Dat ga ik niet halen. En omdat het mooi weer is verplicht ik mezelf om te gaan kamperen. Het moet er toch een keer van komen. Gisteren had ik ook de tent op kunnen zetten, maar het was een goed hotelletje en kostte met eten erbij slechts € 29,-. In Scandinavië was het te nat en koud. Nu kan het, nu zal ik. In Ilawa zie ik camping Lesna en krijg een plekkie voor 15 Zloty, ofwel € 3,75. En dat is toch wel een verschil met een hotelbed.
Binnen een half uur staat de tent op, is mijn bedje opgeblazen en vertrek ik naar het terras voor een biertje en een warme hap. Kipschnitzel met knoflook en spinazie. Heerlijk. En met een biertje met iets meer alcohol dan normaal. Ook heerlijk. Het verslag van vandaag geschreven en het plan voor morgen. Dat is simpel. Eerst slapen en dan naar Duitsland. Richting huis. Welterusten.
Dag 12 van Ilawa (Polen) naar Duiven (Nederland) ca 1125 km
24 juni 2009. Gisteren met angst in mijn donder van de heerlijke bier op het terras naar mijn tent gelopen en jawel. Mijn luchtbed is lek. Ik blaas nog een keer op en jawel, binnen 30 minuten lig ik weer op de grond. Dat wordt afzien! Toch val ik een beetje in slaap tot vier uur, dan word ik wakker van . . . de regen (!).Mopperdemopper trek ik mijn motorbroek aan, die heeft zachte stukken op de heupen en ik val weer in slaap, wachten tot het droog is. Om 6:30 begin ik mijn spullen in te pakken, de tent laat ik nog even staan.
Tent in Polen staat even uit te lekken.
Snel ontbijt op de camping en de motor optuigen. Het is droog, maar onbestendig grijs. Na 50 km weer de regenspullen aan. De temperatuur stijgt en na 75 km is het droog maar onbestendig grijs, hup de regenspullen weer uit. Te warm. Maar na 20 km hoepla weer de regenspullen aan. Ondertussen scheuren de Polen als levensmoede nepcoureurs over de slechte wegen vol reparatie asfalt, dichtgepekte scheuren en “spurrillen” (wat is daar het Nederlandse woord voor? Oja spoorvorming. Maar dan wel gleuven van 10 tot 15 cm diep. Op glad asfalt met regen. Geen pretje met banden die al 7000 km meegaan). De Polen trekken zich nergens wat van aan en halen in over dubbele doorgetrokken strepen, snijden alles en iedereen en daardoor merk ik nagenoeg niets van het landschap. Het is continu oppassen. Ik ben het beu en wil naar Duitsland. Schoon en met respect voor de regels. Klinkt gek hè?
Net voor de Duitse grens loopt een paar kilometer tolweg-snelweg. Maakt niet uit wat de snelheidsbeperking in Polen officieel is, want alles en iedereen rijdt plankgas. Onverantwoordelijk, en ik ben toch wel een en ander gewend.
Zoals gepland verlaat ik de hoofdweg net voor de Pools-Duitse grens en rij door Slubice over de brug zoals beschreven in de Bob Evers literatuur naar Frankfurt a/Oder. Nog 3 kilometer stad en dan . . . AUTOBAHN. Glad asfalt, brede stroken. Dit is kilometers maken. En: mijn TomTom doet het weer. Snel kijken leert dat ik 6:30 moet rijden tot huis en dat het nu 17:00 uur is. OK. Eerst even voorbij Berlijn en dan de balans opmaken. Het gaat zo lekker en het weer is 100%, mijn snelle motorkloffie zit als gegoten en bij Hannover is het klontjeklaar en bel naar huis: Schat, zet de Bokma maar koud.
Dan nog een paar 100 kilometer saai over mijn tanktas hangen. Mijn door die Poolse wesp gestoken scheenbeen doet zeer en ik verplaats me elke paar minuten. Oncomfortabel maar zeker schieten de kilometers onder me door en jawel, om 23:45 rij ik onze straat in.
Muggen uit 10 landen.
Achterband na 7500 km rechtdoor.
Rondje Noordkaap, valt best mee.